vrijdag 26 november 2010

Balgevoel


Op één dag gebeuren er twee uiteenlopende dingen.

R. uit de eerste had al een strafopdracht te pakken, omdat hij de gewoonte niet kan onderdrukken om overal en altijd luidop commentaar op te geven. Ik ben niet tevreden met het ingeleverde werk maar besluit het -met wat opmerkingen- toch aan hem terug te geven en het voorval af te sluiten.
Opeens zie ik hem zitten bladeren in een 'begeleidingsboekje' van een medeleerling die dat iedere les aan de leraren afgeeft om zijn gedrag te becommentariëren. Hoe komt R. daar nu aan? Zojuist lag het nog op mijn bureau, toen R. even iets op het bord kwam ontleden. Heeft hij dat nou echt gepikt van mijn bureau? Ik word er zó boos over, dat ik -tegen mijn gewoonte in- R. publiekelijk erop wijs dat hij hiermee een forse overtreding heeft begaan en dat ik stomverbaasd ben over dit brutale gedrag. Enkele medeleerlingen wijzen me er fijntjes op dat ik zelf het boekje in gedachten op R. tafeltje heb gelegd toen ik even iets tegen hem zei.
Daar sta ik met mijn goeie gedrag! Komende maandag zal ik dit toch met R. recht moeten trekken, als ik mijn eigen rechtvaardigheidsgevoel wil kunnen handhaven.

Op het eind van de volgende les, ook aan een brugklas, blijven na de les een aantal kinderen een beetje rondhangen en ze beginnen spontaan te vertellen. Over andere leraren die wel of niet leuk zijn, over medeleerlingen, over de vermoeienissen van een schoolkind. Ze willen weten of het boek dat ze lezen goed genoeg is voor het fictiedossier en of ik alle boeken zelf gelezen heb, die ik bij een boekentoets zie langskomen. Na een paar minuten moet ik ze gewoon de deur uit schoffelen, omdat ik maar kort pauze heb en daarvoor het hele gebouw met ingebouwde kinderzee moet doorworstelen.

Wat bewijst dit nu?
Dat ik een mens ben, geloof ik... Ik ben geen goede leraar, ik ben geen slechte leraar. Blijkbaar ben ik gewoon voorlopig nog een beginnende leraar, die fouten maakt en dingen goed doet. Die worstelt met zijn bedoeling om aardig en rechtvaardig te zijn, maar waarbij dat in de praktijk wel eens wil botsen met de bedoelingen en belangen van leerlingen.

En opeens moet ik denken aan Hiëronymus Van Alphen: 'Mijn speelen is leeren, mijn leeren is speelen'. Krijgt die ouwe betweter verdorie opeens toch nog gelijk: Mijn leraarschap is spelen en leren tegelijk. Ik leer ieder uur dat ik voor de klas sta, en ik geniet eindeloos van het spel dat de leerlingen en ik daarbij met elkaar spelen.

Alleen moet ik mijn balgevoel toch nog beter ontwikkelen.