woensdag 13 juli 2011

Als de stem verloren gaat

Wat blijft er van je over als je dood bent? Je lichaam vergaat in de grond en wordt weer anorganisch bouwmateriaal voor de natuur, of het gaat in rook op. Je geest blijft voortbestaan, zo is mijn overtuiging. Waar of hoe? Dat weet ik niet; dat zal ik straks wel zien als het zo ver is. Of niet, als ik het toch bij het verkeerde eind blijk te hebben.

Maar wat blijft er hier van je over, op de plek waar je geleefd hebt, bij de mensen waarmee je geleefd hebt? Vaak blijft er nog van alles aan tastbaars achter, zodat die anderen nog even aan je kunnen denken als ze dat beeldje of die foto weer in handen krijgen. En soms is dat nog nèt wat persoonlijker, omdat dat tastbare ding door de overledene gemaakt is. Zelf koester ik een tekenmap met allerlei tekeningen van de talentvolle hand van mijn broer, die in 1978 overleed. Op de buitenkant van die bruin kartonnen map heeft hij mij met enkele rake houtskoolstreken vastgelegd. Ook heb ik nog altijd de oude globe die mijn vader voor me redde uit de schoolinboedel. Voordat hij hem aan mij cadeau deed, heeft hij hem zorgvuldig vernist. Mijn broer heeft hem daarna nog 's gerestaureerd, zodat de handen van twee gestorven familieleden voor mijn gevoel op die antieke wereldbol zichtbaar en voelbaar blijven.

Voor mij is er echter één soort herinnering nog veel dierbaarder: de stem. Mijn vaders ongeschonden stem heb ik voor het laatst gehoord rond 1970, toen de afasie nog geen schade had aangericht. Het stemgeluid van mijn broer hoorde ik voor het laatst in 1978, kort voor zijn overlijden. Sinds in 2010 mijn moeder overleed, is ook haar klank een herinnering geworden.

Nu begin ik te merken dat ik steeds meer moeite moet doen om me de stem van mijn broer te herinneren. En dat doet pijn. De stem is zó wezenlijk voor een persoon, er ligt zoveel karakter in een stem; dat mag niet verloren gaan. Zolang ik me de stem nog kan herinneren, leeft iemand nog. Maar nu die stem van mijn broer Jan uit mijn geheugen lijkt te gaan verdwijnen, is daar niks tegen te doen. Er zijn geen opnamen van hem, voor zover ik weet, dus kunstmatig kan ik die herinnering niet bijwerken. 'Laat het los,' zou een Boeddhist zeggen, maar ik wíl dit helemaal niet loslaten.

Gelukkig heb ik de stem van mijn vader en moeder nog actief in herinnering. Die koester ik.

woensdag 6 juli 2011

Alles van waarde is weerloos

Maar liefst 28 jaar heb ik er gewerkt: bij vanLeest. Nadat ik mijn conservatoriumstudie had afgebroken en als 'Erkend Gewetensbezwaarde' mijn vervangende dienst had verricht, dacht ik dat een tijdje werken bij vanLeest wel een aardig tijdverdrijf zou zijn. Het werden 28 slechtbetaalde maar leuke jaren. Maar daar wil ik het nu niet over hebben.
Wat ik eigenlijk hier wil bespreken is dat vanLeest er niet meer is. Jarenlang werkte ik in dit bedrijf mee aan succesvolle overnames. De vijf winkels van Nico Fox in Twente en omgeving werden overgenomen. Een paar winkels van Wijnand van Hoof in Rotterdam. Muziekhuis De Wilde in Zeist, Radio Stribos in Weert: allemaal vielen ze ten prooi aan het succes van de groeiende keten die vanLeest was. Dat veranderde toen Jan van Leest de tent verkocht aan Hans Breukhoven, in 1993.

Breukhoven kocht de keten -die toen bestond uit 18 winkels- in dat jaar voor een relatief zacht prijsje. Zijn eigen lelijke blauwe Free Record Shops trokken alleen maar jong publiek en met de overname hoopte hij de bestedingen van draagkrachtige ouderen ook bij zijn omzet te kunnen tellen. En nog steeds ging het goed. Een deel van de eerdergenoemde overnames vond plaats nadat vanLeest zelf was ingelijfd door de Free Record Shop holding, waardoor het winkelaantal in 15 jaar groeide naar bijna 60 stuks. En doordat het bedrijf waar ik werkte maar bleef groeien, was er voor mij ook de mogelijkheid om door te groeien binnen het bedrijf. Van verkoper naar inkoopassistent naar inkoper naar marketingassistent naar webmaster. Maar daardoor zag ik ook wel trends die me minder bevielen.

De eerste tekenen van neergang kwamen rond 1994, toen langzamerhand de markt voor klassieke muziek begon in te storten. Waarom klassiek hierin voorop liep kan ik nog altijd niet verklaren, maar het is een feit. Als bestuurslid van de vereniging van klassieke speciaalzaken heb ik nog geprobeerd door samenwerking en nieuwe initiatieven daar iets aan te doen, maar het bleek een gevecht tegen de bierkaai. Mede om die reden konden wij geregeld collega-winkels overnemen die het niet meer konden bolwerken, maar die groei van vanLeest was wel een 'krokodillengroei'. Wij konden groeien door concurrenten op te eten. En dat vond ik jammer want juist die leuke oude speciaalzaken in groezelige panden, waar het zo heerlijk zoeken was in de vergeelde collecties, werden allemaal hippe, moderne vanLeest 'speciaalzaken', terwijl tegelijkertijd onze eigen formule steeds meer werd uitgehold.

Steeds sterker begon de onzichtbare 'man met de calculator' zijn intrede te doen binnen vanLeest. Niet de kwaliteit, niet het assortiment, niet de binding met de klanten telde nog. Nee, omzet moest er gemaakt worden. En als de omzet deze maand een beetje achterbleef, moest er voor de volgende maand een te gekke actie bedacht worden om meer doosjes te kunnen schuiven. Jarenlang zijn we steeds maar meer doosjes aan het schuiven geweest, zonder visie, zonder bezieling, zonder enige liefde voor het product (muziek dus, of films) of voor onze klanten.

Maar al die jaren bleef er toch nog wel iets overeind: de ketens werden niet samengevoegd. Breukhoven leidde zijn concern met harde hand en een charmante glimlach. De Free had haar hoofdkantoor in Capelle aan den IJssel en vanLeest bleef domicilie houden in het hoofdkantoor in Eindhoven, waar het sinds de 70-er jaren gevestigd was. Tot 2009 bleef er daardoor toch nog wel een duidelijk verschil van aanpak bestaan. Twee directies, twee financiële administraties, twee marketingafdelingen en twee inkoopafdelingen. En ook twee distributiecentra. Maar iedereen kon zien aankomen dat dat niet de toekomst had.

In 2009 besloot Breukhoven om het vanLeest-hoofdkantoor te sluiten. Ik kwam daardoor op straat te staan, samen met een dertigtal collega's. Enkelen gingen mee naar het FRS-hoofdkantoor in Capelle, maar het grootste deel werd min of meer netjes ontslagen. Ook de winkelformule ging op de schop: de vanLeest winkels moesten worden omgebouwd tot games-winkels of Free Record Shops. Slechts op enkele plekken bleef het logo nog zichtbaar, maar dat is puur voor de bühne: de winkels zijn gewone FRS-winkels met een ander kleurtje.

Sinds dit weekend (4 juli 2011) is de grootste, mooiste en oudste winkel van vanLeest dicht: de winkel in Eindhoven, in de Hermanus Boexstraat. In 1933 begon Anton van Leest zijn muziekwinkel aan het Wilhelminaplein, maar na de oorlog kocht hij het pand in de gerenoveerde binnenstad, en dat was een gouden greep. In zuid-Nederland was er geen mooiere muziekwinkel voor mijn gevoel. Ik kocht er alles: dwarsfluit, gitaar, grammofoonplaten, snaren, bladmuziek, metronoom, muziekstandaards en zelfs apparatuur heb ik er aangeschaft. En in die tijd was ik nog zo onnozel dat ik de dubbelzinnige betekenis van de slogan 'vanLeest trekt het meest' niet echt kon vatten, ondanks het hoge gehalte aan knappe jongens achter de toonbank. Maar goed: in 1981 kon ik er gaan werken, en ik was maar wàt trots!

Nu valt dus ook deze parel in de kroon van het oude vanLeest concern ten prooi aan de commercie: het pand is verkocht en er wordt een Blokker-winkel in gevestigd. Een Blókker-winkel... nou ja zeg!
Natuurlijk moest dit een keer gebeuren, en wie ben ik om te zeggen dat Breukhoven alles verkeerd gedaan heeft? Jarenlang heb ik aan alle ontwikkelingen meegewerkt. En daardoor heb ik ook jarenlang zien aankomen dat dit een keer zou gebeuren. Maar het doet desondanks wel pijn. Voor mij als muziekliefhebber, als Eindhovenaar, als ex-werknemer, als bewoner haast van het pand.

Alles van waarde is weerloos, zo blijkt maar weer eens. En kan het iemand iets schelen? Vroeger kon je in Eindhoven voor spijkers en haakjes terecht bij De Spijker. Voor tekenspullen ging je naar Hoppenbrouwers en voor een mooie vulpen naar Aarts & co. Je sigaren kocht je natuurlijk bij Rooymans-Muller en voor je electronica-onderdelen kon je terecht bij Vogelzang of Radio Wiener. Had je p.a.-apparatuur of een echte goede Ibanez-gitaar nodig, dan ging je naar Musica en voor fotospullen kon je terecht bij diverse specialisten. Radio Wiener zit er nog, maar voor de rest is alles weg, verdwenen, opgeslokt door de moderne tijd, overbodig geworden door internet, achterhaald.

Ik word oud...

zondag 19 juni 2011

Vergrijzing in de wereld van de klassieke muziek

Beste Theodoor,

al sinds de 70-er jaren, de periode dat ik tevergeefs probeerde om te studeren voor het mooie vak van muziekleraar, is de klad erin gekomen. Daar zijn meerdere oorzaken voor in mijn optiek.
  1. De ontkerkelijking. Mensen die niet meer naar de kerk gaan, groeien ook niet meer op met Gregoriaans, missen van Haydn, Mozart, Perosi etc. En dat is dodelijk voor hun waardering ervan. Voor de meeste mensen van mijn generatie ligt daar toch op zijn minst een stuk heimwee in die rijke Roomse, Gereformeerde, Hervormde of anderszins Christelijke tijd, inclusief de mooie muziek die daar bijhoorde. Valt die voedingsbodem weg, dan valt ook de nostalgie, het warme gevoel van 'die mooie sfeer van vroeger' weg. En dus verdwijnt er een belangrijke traditie van kerkmuziek/klassieke muziek-waardering.

  2. De muziekleraar. Ik ben alleen maar blij dat ik dat vak niet ben gaan uitoefenen. In de slipstream van de democratisering/vernieuwing/verjonging van de sixties en seventies is het traditionele muziekonderwijs op de middelbare scholen ook verjongd. Tot op de dag van vandaag zie ik muziekleraren daarmee worstelen. Ze kiezen ofwel voor een totale aanpassing aan de jongerencultuur en behandelen enkel nog rockmuziek en aanverwanten, of ze houden strak vast aan een soort muziekonderricht dat jongeren op geen enkele manier aanspreekt. Deze week nog zag ik een muziekleraar 'The sound of music' draaien voor een 2-vmbo-klas. Ik bedoel maar...

  3. Cultuur meegeven aan je kinderen is sowieso niet erg populair meer. Wij hebben onze dochter altijd meegesleept van kerk naar museum en van Florence naar Barcelona. Het Brabant Koor en Marco Borsato. Frank Groothof en kindertheater. Ook heeft ze pianoles en zangles gehad, waarbij we haar wel een grote vrijheid gaven vwb de muziekkeuze. Vaak tot haar grote verdriet ('Gaan we deze vakantie alsjeblieft een keer niet naar een stad met kerken en musea???') Maar achteraf is ze wel erg blij met die basis. Ze is enorm breed ontwikkeld en kan waardering opbrengen voor allerlei culturele uitingen. Maar vaak hebben we te horen gekregen van vrienden: 'Daar ga ik niet aan beginnen. We gaan gewoon naar de Efteling, dan zijn de kinderen blij en dan ben ik ook tevreden'.
Het resultaat zien we nu dagelijks in de concertzaal. Er komt haast geen hond onder de 60 meer naar concerten. Heel tekenend: ik heb bij vanLeest gewerkt van 1982 tot 2009. De eerste CD-markt die instortte, was de klassieke markt. Die begon namelijk al stevig af te kalven rond 1994. Pas jaren later kwamen de teruglopende verkopen bij pop en nog veel later bij dvd. Dat betekent dus, dat er gewoon steeds minder liefhebbers zijn van klassieke muziek, en dat die achteruitgang heel hard gaat.

Hoe moeten we dat oplossen? Ik heb geen idee, maar ik vind de pogingen van Stef Collignon heel moedig!

vrijdag 17 juni 2011

When god closes a door, he opens a window


Als god een deur sluit, zet hij ergens meteen ook een raampje open. Da's mooi van god. En het is waar. De deur van het hoofdkantoor van vanLeest sloot voorgoed in 2009, maar tegelijk werd er voor mij een raam geopend met uitzicht op een mooie, bereikbare toekomst.

Vaak erger ik me aan windows, maar in dit geval was ik maar wát blij met dat geopende raampje. Ik klom er doorheen en kwam terecht in een totaal andere wereld, waar alles wat ik doe opeens wèl ter zake blijkt te doen. Waarbij het echt verschil maakt of ik iets wel of niet doe, hoe ik het doe, voor wie ik het doe. De wereld van het onderwijs.

En het bijzondere is: er is al ooit eerder een raampje voor me opengezet. Bij mijn geboorte. God of Darwin of de suikerfee bedacht dat het wel mooi zou zijn om mij gevoel mee te geven voor muziek. Daarin onderscheid ik mij misschien niet van heel veel anderen, maar ik heb wel de indruk dat bij mij -sterker dan bij veel van mijn medemensen- de muziek soms als een tank, als een Thalys, als een truck-met-oplegger, als een tornado binnen kan komen en me van mijn sokken kan blazen.
Ooit liet een noordzeegolf op het Texelse strand mij achter, struikelend, hulpeloos en blindelings omdat hij daarbij mijn bril meenam. Datzelfde overspoelende en overweldigende gevoel dat mij alle houvast doet verliezen krijg ik soms ook van muziek. Wat zeg ik? Het overkomt mij regelmatig. Brahms' Altrhapsodie en Szymanowsky's Stabat Mater heb ik vechtend tegen de tranen staan zingen. Debussy's Faune op een zonnige zomermiddag of Bachs Vergnügte Ruh op een Marokkaans dakterras: sprakeloos werd ik ervan. Ivan Lins' Começar de Novo raakte ooit in mijn hoofd zonder dat ik het wist. Jaren later hoorde ik het terug en 'bam!' daar waren de emoties weer. Ooit heb ik in een Ierse gymzaal mijn woede zitten koelen op de toetsen van een oude, valse vleugel. Heerlijk! Terwijl ik helemaal niet kan pianospelen. Of misschien juist daaróm. We lopen een kerk binnen in een dorpje in Portugal en daar zit iemand César Franck te spelen op het orgel. Als door de bliksem getroffen kan ik niet anders dan wachten en genieten totdat de onbekende organist ermee ophoudt.

De lijst is eigenlijk eindeloos. Muziek is mijn taal. Wil je me ècht raken? Doe het dan met muziek. Dat is een raam dat ik met geen mogelijkheid kan sluiten. Weerloos ben ik tegen de kracht van muziek.

Ooit studeerde ik om musicus te worden, maar dat werd niks: ik had niet genoeg talent of misschien gewoon niet genoeg 'drive'. En muziekleraar worden leek me echt he-le-maal niks. Gelukkig ben ik nu toch leraar geworden, als is het dan met een andere taal als vak. En als het maar even kan, frommel ik gewoon wat muziek in mijn lessen. Daarom een volgende keer misschien iets over taal en muziek. Wie weet. Als de tijd rijp is.

'When the good Lord made time, he made plenty of it!'


donderdag 7 april 2011

Een moment van omkering

Opeens kantelt er van alles. Op klein vlak: dochter verlaat het huis en gaat samenwonen. Op groter vlak: traditionele waarheden blijken opeens niet meer te kloppen.

In de oude wereld was alles overzichtelijk: defensie was een speeltje van rechts, en daar ging altijd maar meer geld naar toe. Als Erkend Gewetensbezwaarde Militaire Dienst wist ik dus waar mijn vrienden en vijanden zich ongeveer bevonden.

Nu hebben we een rechtse regering en alle ‘linkse hobby’s’ (cultuur, sociale voorzieningen, ontwikkelingssamenwerking, stadsopbouw, gezondheidszorg, ouderenzorg) worden doeltreffend om zeep geholpen. Maar ook defensie wordt uitgehold. Tanks, Cougars, mijnenvegers: alles blijkt opeens wel te kunnen worden afgeschaft. Onnodig, verouderd, niet meer strategisch inzetbaar.

Dat is op zich al een verbazingwekkende omwenteling: rechts bezuinigt op een rechtse hobby, waar de defensieministers uit vroegere linkse kabinetten zich steeds erg op de consensus-vlakte hebben gehouden met hun kaasschaafbezuinigingen.

Maar het kan nog gekker. Zojuist hoorde ik Wim van den Burg, de woordvoerder van de militaire vakbond, op de radio zonder blikken of blozen het volgende zeggen naar aanleiding van de bezuiniging van een miljard op de defensiebegroting: ‘Het is zeer onverstandig om tanks weg te bezuinigen. Al die opkomende economieën zoals China en India, bouwen flink aan hun defensie-apparaat. En dat doen ze traditioneel, met tanks en grondtroepen. Die tanks hebben we dus gewoon nodig, terwijl heel Europa ze nu dus onterecht aan het wegbezuinigen is.’
‘Maar,’ vroeg de interviewer verbaasd, ‘moeten we dan bang zijn voor een oorlog met India en China?’ Het antwoord dat Van den Burg gaf was zo vaag dat het niet weer te geven is, maar de suggestie was duidelijk: ‘Als we geen vijanden meer hebben, dan bedenken we toch gewoon nieuwe!’

Een vakbondsman probeert dus met volslagen irreële redeneringen nieuwe boemannen te verzinnen om deze traditioneel rechtse hobby in stand te houden. Hij pleitte zelfs voor flinke extra investeringen in defensie. Het moet niet gekker worden. Ik kan me voorstellen dat voormalig politiek NOS-verslaggever Hans Hillen af en toe ook niet meer weet hoe het zit.

En dan heb ik het nog niet over de democratische bewegingen die in de Arabische wereld proberen om van binnenuit de dictators, ònze dictators overigens, omver te werpen. Zelfs Wilders weet even niet meer wat hij erover moet zeggen.
Misschien dat Wilders binnenkort gaat pleiten voor meer geld voor cultuur, de omroepen en de vakbonden en tegen deze tsunami van bezuinigingen op weerloze militairen. Het zou me inmiddels niks meer verbazen.

Mijn dochter is intussen heel gelukkig met haar bescheiden flatje. Ik hoop voor haar dat die Indiërs en Chinezen nu nog maar even wegblijven!

zondag 16 januari 2011

Iedereen zijn eigen Joni Mitchell

Op een middag dat de meisjes in feestelijk verband naar een tentoonstelling zijn, draai ik eindelijk weer eens op hoog volume ‘Hejira’ van Joni Mitchell. Voor mij een legendarisch album.

Hejira verscheen in 1976. Mijn broer had me aangeraden om haar album The hissing of summer lawns (1975) aan te schaffen. Ik kende een paar liedjes van de radio en besloot mijn spaarvarkentje om te keren. Toen ik bij vanLeest in Eindhoven vroeg naar The hissing, wisten ze me te melden dat er inmiddels ook al een nieuwer album van Joni Mitchell verschenen was. In een overmoedige bui kocht ik ze allebei. En oh oh, wat viel dat tegen. Hejira bleek een experimenteel album vol vreemde akkoorden en ongewone basgeluiden. Ik heb de elpee in de kast gezet en me eerst maar eens een half jaar vermaakt met The hissing. Met dat album bleek JM afscheid te willen nemen van haar folkie-periode. Liedjes over het wilde Parijs en experimentjes met The Burundi Drums: dat bleek achteraf een mooie overgang naar Hejira.

Toen ik eenmaal wel zo ver was dat ik Hejira een keer draaide, greep het album me volledig bij de lurven. Die onaardse klank van Jaco Pastorius’ fretloze basgitaar en de vreemde gitaarklanken van Larry Carlton en Michell zelf; jazzinvloeden en verwijzingen naar Beale Street en Amelia Earhart. Teksten vol beelden uit een lange road trip vanuit autoramen, treinen, vliegtuigen, hotelkamers. De worstelingen van een vrouw met hartstocht, male chauvinist pigs en Don Juans, heimwee en een verloren moederschap. Een album dat me nog altijd tot tranen brengt. Vanmiddag ook weer.

Eén frase is me altijd bijgebleven en minstens een keer per week cirkelden die zinnetjes door mijn hoofd in de afgelopen vijfendertig jaar:

People will tell you where they’ve gone
They’ll tell you where to go
But ‘till you get there
Yourself you’ll never really know

Het is altijd een troost voor me geweest dat iemand van haar statuur me kon vertellen dat ze eigenlijk ook niet wist waar ze naar toe onderweg was. En dat je dat pas te weten komt als je er bent aangekomen. En dat je dan niet alleen je bestemming vindt, maar ook jezelf. In mijn geval moest ik de vijftig passeren voordat ik eindelijk mijn bestemming vond. En daar heeft mevrouw Mitchell me stevig bij begeleid. Zelf heeft ze ook doorgeploeterd. Sommige van de muzikale wegen die ze nam, kon ik volgen. Andere niet. Maar dat maakt niet uit: ieder vindt zijn eigen weg en maakt daar ook zijn eigen soundtrack bij.

Ik krijg literatuurlessen van een leraar die van TC Matic houdt en van Arno Hintjes. Mijn vrouw houdt helemaal niet van Joni Mitchell. Tsja: iedereen moet zijn eigen weg zoeken. De leerlingen die ik nu dagelijks voor mijn neus krijg, zijn ook allemaal op zoek. Eerlijk gezegd hoop ik dat ze nog heel lang blijven zoeken, tasten, proeven, proberen. Misschien vinden ze ook wel hun eigen Joni Mitchell, of een andere muzikant om ze daarbij te begeleiden.

Meer informatie over Joni Mitchell en Hejira vind je op http://nl.wikipedia.org/wiki/Joni_Mitchell

woensdag 5 januari 2011

Wise as a serpent, harmless as a dove


Gerry Rafferty (1947-2011)

Vroeger had je èchte fans van een popartiest of een band. Die wisten alles van zo'n artiest. Hoe zijn moeder heette, met wie hij het bed gedeeld had, wanneer zijn 8e single op 17 was gekomen in de Top-40, welke gitarist had meegespeeld op zijn 3e album, wat zijn favoriete eten was.

Tegenwoordig heb je fans die zeggen 'Justin Bieber is mijn grootste fan', waarmee ze bedoelen dat die inhoudsloze boy-hunk die via Youtube beroemd werd, hun idool is. Maar afgezien van zijn eventuele vriendinnetjes weten ze eigenlijk niks van zo'n jongen. Waarschijnlijk omdat er ook niks is wat de moeite van het onthouden waard is, maar dat terzijde.

Zelf heb ik er altijd een beetje tussenin gezeten. Van Gerry Rafferty bijvoorbeeld wist ik dat hij samen met de latere komiek en acteur Billy Connolly de Humblebums had gevormd (met een paar prachtige liedjes en een hoop quasi-folk-rommel als resultaat), daarna een tijdje solo had gewerkt, toen een aardig succes had met Stealers Wheel samen met Joe Egan (o.m. 'Stuck in the middle with you') en tenslotte wereldsucces kreeg als soloartiest. Ik kocht zijn eerste elpee (City to city) uit die periode kort na verschijnen in 1977, natuurlijk vanwege het legendarische 'Baker Street'. Grappig genoeg deed ik dat vooral omdat die titel mij als Sherlock Holmes-lezer intrigeerde, maar de plaat werd al snel één van de 'soundtracks of my life'. Dat album heb ik een paar keer opnieuw moeten kopen, omdat het bij het beëindigen van alweer een relatie in háár platenkast bleef staan ('Elpee van jou, elpee van mij'). Maar verder wist ik niet zo veel van de man.

Gisteren (04-01-'11) overleed Gerry Rafferty, en als je vandaag op Twitter kijkt, heeft iedereen het alleen maar over 'Baker Street' en de prachtige saxofoonsolo (van Raphael Ravenscroft), alsof de man verder niks van waarde geproduceerd heeft in zijn leven. Je zou er haast van aan de drank raken, en dat heeft Rafferty dan ook gedaan. De laatste tien jaar worstelde hij met een groot drankprobleem en kwam hij daar regelmatig door in de problemen. Ik herinner me ook een interview in People & Music van een jaar of zes geleden, waarin hij uitlegde dat hij zichzelf te lelijk vond om op te treden. Wat een treurig einde van een waardevol leven.

Want waardevol wàs het. De juweeltjes van zijn hand stonden niet alleen op 'City to city'. Veel van het Humblebums-werk is prachtig, evenals het eerste solowerk vóór de Stealers Wheel-periode. Maar ook na 1977 heeft hij de wereld regelmatig momenten van grote schoonheid gebracht. Ik denk bijvoorbeeld aan 'The Royal Mile' en 'Get it right next time' van Night Owl uit 1979. Aan de keltische klanken van 'North and south' uit 1988; aan de spirituele teksten van het album 'A wing and a prayer' uit 1992 en dezelfde tekstuele worstelingen op het album 'Another world' uit 2003.

Maar de bovenste hoogtepunten staan voor mij toch op het album 'Sleepwalking' uit 1982. Muziek en teksten gaan door merg en been. Dit zijn de wanhoopskreten van een man die worstelt met zichzelf, zijn relaties, zijn leven, zijn succes. 'You've got to be wise as a serpent, harmless as a dove'. De destijds niet erg succesvolle single 'Sleepwalking' van dat album gaat over slapeloze nachten en het verlangen naar rust van een rusteloze ziel. Ik hoop dat zijn ziel nu de rust gevonden heeft.

Ik heb Gerry Rafferty tot mijn spijt nooit live zien optreden, maar zijn albums zullen mij altijd dierbaar blijven. Ik ben een fan.